top of page

Bewegingsles - Klokkenspel:  derde graad, lesduur : 50 min

Doelen
3.1 De leerlingen experimenteren met verschillende aspecten van de
tijd, zoals duur, tempo, snelheid,….
-> de leerlingen kunnen bewegen in functie van tempo.
-> de leerlingen kunnen bewegen in functie van snelheid.

5.1 De leerlingen kunnen reageren op elkaars bewegingen.
-> de leerlingen kunnen reageren op de bewegingen van elkaar.
-> de leerlingen kunnen reageren in functie van tijd op elkaars
bewegingen.

 

Fase 1: 5 min : opwarming : memoryspel 
De leerlingen worden in groepjes van 2 verdeeld. Ze staan allemaal in een ruimte, dit kan in de turnzaal zijn (idealiter), of in de klas indien genoeg plaats. Iemand mag even uit de ruimte gaan. De leerlingen bespreken onderling een beweging af (verschillend van de andere duo’s) en voeren deze allebei uit, maar gaan kriskras door elkaar staan in de zaal. De leerling die buiten staat wordt binnengeroepen en alle leerlingen beginnen hun afgesproken beweging uit te voeren. De leerling mag zoeken naar de overeenkomstige duo’s. Van zodra 1 duo ontdekt is mag dit duo ook mee beginnen zoeken. 
Een differentiatie hierop zou kunnen zijn dat de bewegingen per duo moeten verschillen in tijd. Iemand voert een beweging heel traag uit en de andere heel erg snel. Dit maakt het moeilijker om de duo’s te ontdekken.

 

Fase 2.1 : 10 min : experimenteren : bewegingen in functie van tijd
-> de leerlingen kunnen bewegen in functie van tempo.

 

Nadat het memoryspel gedaan is gaan de leerlingen in groep staan. De leerkracht doet een beweging voor en iedereen doet deze na. Nadien wordt deze beweging in de groep doorgegeven. De beweging moet steeds trager gaan en gaat bij de laatste persoon in de groep enorm traag. Hier wordt dus het begrip slow motion geïntroduceerd. Nadien mag iemand anders een beweging uitvoeren en wordt het deze keer telkens sneller en sneller uitgevoerd in de groep. Hierbij zal de leerkracht op een gegeven moment klappen en gaan de bewegingen opnieuw trager, als de leerkracht terug klapt opnieuw sneller,… Dit wordt enkele keren herhaald telkens met een andere beweging.
 

Fase 2.2 : 15 min : experimenteren : bewegingen toekennen aan een schilderij
-> de leerlingen kunnen bewegen in functie van tempo.

 

De leerkracht toont op het bord het schilderij van Dali : De volharding der herinnering. Er wordt aan de leerlingen bevraagt wat er allemaal te zien is. Hieruit komt dan dat het klokken zijn die smelten. De leerkracht vraagt hoe je dit kan tonen met een beweging dat je aan het smelten bent. Iemand toont dit. De leerkracht vraagt dat telkens iemand een beweging doet, dit door iedereen herhaalt wordt. Zo worden er verschillende bewegingen geïntroduceerd. Nadien vraagt de leerkracht om eens te tonen hoe een klok kan bewegen. Opnieuw mag iedereen de beweging nabootsen. 
Hierna verdeelt de leerkracht de leerlingen in groepjes van 3 à 4 en moeten ze allemaal zoeken naar bewegingen voor een smeltende klok, maar iedereen moet de bewegingen op een ander tempo uitvoeren.
Nadien wordt dit in groep getoond en mogen de rest van de groep hen ordenen van traag naar snel.

 

Fase 2.3 : 15 min : Experimenteren : de smeltende mens
-> de leerlingen kunnen reageren op de bewegingen van elkaar.

 

De leerkracht geeft de helft van de klas een geel fluo-vestje, en de anderen een oranje.
De leerkracht vraagt aan alle leerlingen om een beweging te zoeken die toont dat het heel erg warm is, en je aan het smelten bent. Tegelijkertijd heb je ook geen beenderen, dus alle lichaamsdelen zijn erg los, en is de grond erg warm.
Iedereen mag met zijn beweging door de zaal lopen. 
Op de moment dat de leerkracht fluit moeten ze zich in duo zetten met iemand met een andere kleur fluo. Eerst toont het kindje met het gele fluo-vestje zijn beweging, en probeert diegene met het oranje fluovestje hier een beweging aan te koppelen die hierop zou kunnen volgen. Zo zal bij iemand die doet alsof zijn arm bijna eraf smelt door hem te laten hangen, de andere leerling bv. kunnen tonen dat de arm eraf gesmolten is, of zal bij iemand die toont dat hij springt omdat het warm is, de andere misschien tonen dat hij smelt op de grond.  De leerkracht toont dit ook eerst even met een medeleerling zodat het voor iedereen duidelijk is.
Nadien wisselen de rollen en bewegen ze verder door de ruimte.
De leerkracht begeleidt waar nodig om de juiste criteria te bewaken.

​

Fase 3 : 10 min eindproduct : Vormen van een samenspel van bewegingen
-> de leerlingen kunnen reageren in functie van tijd op elkaars bewegingen.

 

De leerlingen worden in groepjes van 3 of 4 verdeelt. Ze krijgen een aantal schilderijen van Dali te zien.
Ze kiezen een schilderij (zonder dit luidop te zeggen) en tonen dit schilderij alsof het zou smelten. Dit mogen ze doen aan de hand van de bewegingen die op elkaar afgestemd zijn. Zoals geoefend in 2.3 moeten de bewegingen op elkaar volgen, maar deze keer met 3 of 4 en niet per 2. Criterium is dat er telkens minstens 2 lichaamsdelen moeten bewegen. De bewegingen moeten ofwel van traag naar snel gaan, ofwel van snel naar traag. Dit mag door de leerlingen zelf gekozen worden. 
Nadien wordt dit getoond binnen de groep en mogen de anderen raden welk schilderij ze laten smelten.

 

Fase 4 : 5 min : evaluatie : bevragen
De leerkracht stelt vragen aan de leerlingen na elk toonmoment :
Hoe verliepen de bewegingen?
Wat vonden jullie moeilijk?
Wat vonden jullie van het bewegen?

 

© 2016 door Anouchka Opdebeeck en Veerle Van brabant

bottom of page